Hoe speel je schaak.
Deze uitleg geeft een korte omschrijving hoe het spel eruit ziet, wat de
stukken allemaal mogen doen (de loop van de stukken) en wat het doel is van het
spel.
Het doel van het spel:
Het is de bedoeling dat je de koning van de tegenstander
schaakmat zet.
Eerst moet je weten dat de koning schaak gezet kan worden.
Schaak is dat je met een schaakstuk de koning aanvalt (kan slaan).
Als de koning schaak staat moet hij dit opheffen, dit kan door:
1. de aanvaller te slaan
2. de koning te verplaatsen
3. een ander schaakstuk tussen de aanvaller en de koning te zetten.
Wat is schaakmat?
Schaakmat is dat de koning aangevallen wordt (hij staat schaak) en de
bovengenoemde acties kunnen niet meer gedaan worden om het schaak op te heffen. Het spel is nu afgelopen.
De kleur die de koning schaakmat heeft gezet heeft gewonnen.
Het schaakbord. Deze bestaat uit 8 x 8 velden.
Het bord heeft aan de zijkant nummers en letters staan. Dit is om elk veld een
naam te geven.
Het eerste veld heet A1, rechts daarvan heet B1, C1 enz.
Boven A1 staat A2, A3 enz.
De rechterbovenhoek heet dus: H8.
Op de velden onderin vanaf A1 komen de witte schaakstukken. Aan de andere kant van het bord komen de zwarte stukken.
De schaakstukken:
Het schaakspel bestaat uit witte en zwarte schaakstukken.
Er zijn 6 verschillende types schaakstukken.
Er zijn: | aantal: |
waarde: |
||
koning | 1 witte | 1 zwarte | ||
koningin | 1 witte | 1 zwarte | 9 | |
toren | 2 witte | 2 zwarte | 5 | |
loper | 2 witte | 2 zwarte | 3 | |
paard | 2 witte | 2 zwarte | 3 | |
pion | 8 witte | 8 zwarte | 1 |
De loop van de stukken:
De koning: |
De koning mag maar één veld opschuiven. Hij mag naar
voren, achteren, diagonaal en opzij.
|
De koningin: |
De koningin wordt ook wel dame genoemd. De koningin mag alle kanten op lopen en meer dan een veld verder gaan. Maar het moet in één rechte lijn zijn. Ze mag niet over de andere schaakstukken heen springen. |
De toren: |
De
toren mag alleen rechtdoor lopen. Dit mag recht naar achteren en recht naar voren of recht opzij. Ook de toren mag niet over andere schaakstukken heen springen en kan meer dan een veld verder op een ander veld gaan staan. Zie het voorbeeld. Overal waar een x staat kan de toren plaats nemen. |
De loper: |
De
loper gaat diagonaal over het bord. De ene loper staat op wit veld en de andere loper staat op een zwart veld. Zodoende kan de loper de koning op elke kleur veld aanvallen. De loper kan ook verder lopen dan een veld. Zie het voorbeeld. Overal waar een x staat kan de loper plaats nemen. |
Het paard: |
Het
paard maakt een paardensprong. Hij gaat een veld schuin en recht. (je kan ook onthouden: een opzij - twee naar voren) Hiernaast staan twee verschillende sprongen die het paard kan maken. Het paard mag als enige over andere schaakstukken heen springen.
|
De pion: |
De pion mag maar een kant op: naar de overkant van het bord
(naar voren). De eerste zet die de pion maakt mogen twee velden verder zijn. Daarna mag de pion telkens maar één veld naar voren. De pion mag echter alleen een schaakstuk die diagonaal van de pion staat (schuin) verslaan. Als een pion aan de overkant is mag deze omgeruild worden voor een (extra) koningin, toren, loper of paard. |
De opstelling van de schaakstukken
Je begint met het neerzetten van de witte schaakstukken.
Deze staan op de velden: A1 tot en met H1 A2 tot en met H2. De zwarte stukken staan aan de andere kant van
het bord. |
|
Hieronder een overzicht van de stukken: |
Hiernaast staat de opstelling van de
schaakstukken.
|
||||||||
Wil je meer leren over schaken kom eens op maandagavond
kijken bij schaakvereniging Schaakmat in gebouw "De Ontmoetingskerk", Anjerlaan 47 in Naaldwijk.